07.11.2015
Antigoon spookt verder in het arbeidsrecht

shutterstock_256719727.jpg

Het gebruik van bewijsmiddelen die niet op correcte wijze verkregen werden blijft een heikel thema, zo toont een recent arrest van het Arbeidshof te Brussel aan.

In een arrest van 12 juni 2015 deed het Arbeidshof te Brussel uitspraak over het gebruik van bewijselementen (brieven) door de werkgever. Werknemer en werknemer voerden een gerechtelijke procedure voor de arbeidsrechtbank (en vervolgens arbeidshof), waarbij de werknemer zijn ontslag om dringende reden betwistte. Om de dringende reden te bewijzen, maakte de werkgever gebruik van twee brieven die hij had verkregen door controle van de persoonlijke e-mailinbox van de werknemer. Ook waren deze brieven door een derde persoon, de zogenaamde ‘M.’ per fax verzonden aan de werkgever.

De werknemer argumenteerde voor het arbeidshof dat de werkgever zijn recht op privacy geschonden had door controle op zijn e-mailverkeer uit te oefenen en het briefgeheim te schenden. De werknemer stelde dat de werkgever bijgevolg geen gebruik kon maken van deze brieven als bewijs.

Voorheen weerden de rechtbanken onrechtmatig verkregen bewijs automatisch uit de debatten. Daarin kwam een kentering met de zogenaamde ‘Antigoonrechtspraak’. Toelaatbaarheid van het onrechtmatig verkregen bewijs werd wél mogelijk, behalve wanneer:

  • vormvoorwaarden, die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, worden miskend;
  • het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces;
  • de begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast.

"Ten onrechte is de perceptie ontstaan dat onrechtmatig verkregen bewijs gemakkelijk wordt aanvaard door de rechtbanken".

Deze controle door de rechtbank is de zogenaamde Antigoontoets. De Antigoonrechtpraak ontstond in strafzaken. Over de vraag of de Antigoondoctrine niet alleen in het strafrecht, maar ook in het arbeidsrecht van toepassing is, vloeide reeds veel inkt. Het Hof van Cassatie van 10 maart 2008 heeft de principes van deze doctrine toegepast in een RVA-betwisting. Ook de lagere rechtspraak maakte er in arbeidszaken toepassing van. Daarentegen oordeelde het Arbeidshof te Brussel begin 2013 dat de Antigoondoctrine niet van toepassing kon zijn in een arbeidsrechtelijk geschil, maar enkel in strafzaken.

In het besproken arrest van het Arbeidshof te Brussel van 12 juni 2015 maakt het arbeidshof een genuanceerde analyse. De mogelijkheid tot toepassing van de Antigoondoctrine in het arbeidsrecht wordt in principe niet uitgesloten, maar volgens het arbeidshof moet een onderscheid worden gemaakt tussen onrechtmatige bewijsmiddelen en onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen.

Onrechtmatige bewijsmiddelen zijn uit hun aard ongeoorloofd, doordat zij zijn opgesteld in strijd met de wet, bijv. doordat zij strijdig zijn met het recht op privacy of andere grond- of mensenrechten. De brieven die de werkgever bekwam ten gevolge van de schending van het recht op privacy en/of briefgeheim vallen daaronder volgens het arbeidshof, zodat niemand gebruik kan maken van deze bewijsmiddelen. (De Antigoontoets kan daarop dan ook niet worden toegepast).

Onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen zijn uit hun aard geoorloofd, maar doordat zij onrechtmatig werden verkregen zijn zij toch ongeoorloofd. Volgens het arbeidshof is dit het geval wanneer bewijs wordt verkregen door een misdrijf (schending briefgeheim, afluisteren privécommunicatie en –telecommunicatie), of door schending van de fundamentele rechten van elke burger of van het recht op privacy. De Antigoontoets kan hierbij worden toegepast.

Dit onderscheid kan op het eerste zicht eerder artificieel lijken, maar duidelijk is alleszins dat volgens het Brusselse arbeidshof de Antigoonrechtspraak niet in alle omstandigheden geldt.

Interessant is dat het arbeidshof de brieven waarvan sprake niet alleen als een onrechtmatig bewijsmiddel aanziet, maar ook als onrechtmatig verkregen bewijs. Het arbeidshof deed volledigheidshalve de Antigoontoets en oordeelde dat het recht op een eerlijk proces in het gedrang was gekomen. Het is volgens het arbeidshof immers onduidelijk hoe de werkgever het bewijs verkregen had, m.n. hoe ‘de schimmige persoon van M.’, in het bezit was gekomen van deze brieven en waarom of hoe hij deze per fax aan de werkgever bezorgde. Het risico bestaat bijgevolg dat een veroordeling zou gebeuren op basis van ‘twijfelachtige elementen’.

Bij werkgevers is recent misschien wel de perceptie ontstaan dat ‘onrechtmatig verkregen bewijs’ wel via de principes van de Antigoonrechtspraak kon worden geregulariseerd. Het besproken arrest doorprikt deze perceptie.

Webdesign by Code d'Or