24.06.2016
It’s Brexit, now what?

eu_1473958_960_720_1.png

Na 43 jaar lidmaatschap hebben de Britten er in het referendum van 23 juni 2016 voor gekozen om uit de Europese Unie te stappen. Wat zal er daardoor nu concreet gebeuren?

In eerste instantie niets.

Met het referendum heeft in het VK een volksraadpleging plaatsgevonden, en heeft het Britse volk strikt genomen louter haar mening gegeven. Het is nu aan de politieke leiders van het VK, om aan die mening vorm te geven door samen met de overige EU-lidstaten en de vertegenwoordigers van de EU tot een ‘terugtredingsakkoord’ te komen. Dit gebeurt binnen het kader van artikel 50 van het verdrag van 7 februari 1992 betreffende de Europese Unie dat voorziet in een periode van 2 jaar. Slechts wanneer dit terugtredingsverdrag in werking treedt, zal het Verenigd Koninkrijk effectief de Europese Unie verlaten. Tot op die dag blijft het Verenigd Koninkrijk echter een volwaardig lid van de EU, met alle rechten en verplichtingen die daarmee gepaard gaan.

Wat de gevolgen op lange termijn van de uitstap zullen zijn valt op dit ogenblik dan ook niet te voorspellen. Dit zal afhangen van de politieke keuzes die gemaakt moeten worden. Dat de impact enorm zal zijn en ondermeer gevolgen zal hebben op geopolitiek vlak, op economisch vlak en handel, op juridisch vlak, op maatschappelijk vlak en zoveel meer, en dit in de eerste plaats voor het Britse volk, is alvast duidelijk.

Zonder vooruit te willen lopen op de politieke keuzes in de aankomende periode, maakt Ardis hieronder een voorlopige oplijsting van de impact die de Brexit op het vlak van tewerkstelling en arbeidsmigratie zou kunnen hebben vanuit Belgisch perspectief.

De Britten verlaten de EU. Welke gevolgen op arbeidsrechtelijk vlak?

  • Immigratierecht en recht om te werken

Als onderdanen van een Europese lidstaat, zijn Britse onderdanen momenteel vrijgesteld van visumplicht. Het Verenigd Koninkrijk maakt ook nu geen deel uit van de Schengenzone, maar het verdragsrechtelijk gegarandeerde recht op vrij verkeer, garandeert dat Britse onderdanen zich zonder veel plichtplegingen in een andere Europese lidstaat kunnen vestigen. Naar alle waarschijnlijkheid zal Verenigd Koninkrijk wel opgenomen worden op de lijst bij het Schengenverdrag van landen die vrijgesteld worden van de visumplicht voor kort verblijf (i.e. minder dan drie maanden), zodat voor zakenreizen de impact op het immigratierechtelijk vlak beperkt zal zijn.

Voor werknemers die permanent naar België willen komen om hier te wonen en te werken, of zij die hier al zijn, liggen de kaarten anders. Britse onderdanen zijn als EU-burger met name eveneens vrijgesteld van de verplichting om een arbeidskaart aan te vragen om in België te mogen werken. Nu zij na uittreding geen EU-onderdaan blijven, zullen Britse expats in beginsel eveneens verplicht zijn om een arbeidskaart aan te vragen. Het is vervolgens op basis van deze arbeidskaart dat vervolgens een verblijfsrecht toegekend wordt dat in principe geldt voor de duurtijd van de arbeidskaart plus één maand.

Wanneer wij spreken over economische migratie, wordt een dergelijke arbeidskaart slechts afgeleverd aan leidinggevend of aan hooggeschoold personeel met een brutojaarloon van ten minste 39.824,00 EUR (2016). Gezien de koppeling van het verblijfsrecht aan het bezit van een arbeidskaart, kan dit verstrekkende gevolgen hebben. Zonder andersluidende politieke keuzes zullen Britten onder de huidige wetgeving hun koffers moeten pakken als zij niet aan één van deze voorwaarden voldoen, op het ogenblik dat de Brexit definitief wordt.

Eén nuance die daarbij te maken valt, is het feit dat ook op dit ogenblik een langdurig verblijf kan worden toegekend aan derdelanders die hier minstens vijf jaar legaal verblijven. Eens dit langdurig verblijf werd bekomen, geldt opnieuw een vrijstelling voor het bezit van een arbeidskaart. Vanuit dat perspectief komt het logisch voor dat het verblijfsstatuut van Britse onderdanen die hier minstens vijf jaar verblijven, omgevormd wordt van dit van EU-burger naar dit van een derdelander in langdurig verblijf.

  • Socialezekerheidsrechten

Met het oog op het garanderen van het (quasi absolute) recht op vrij verkeer binnen de Europese Unie, werden een aantal Europese Verordeningen en richtlijnen aangenomen. De belangrijkste en hier noemenswaardige daarvan is Verordening 883/2004. Daarnaast zijn er – hoewel deze geen rechtstreekse impact op de sociale zekerheid in de zuivere zin van het woord – de detacheringsrichtlijn 96/71 en de handhavingsrichtlijn 2014/67.

Op basis van verordening 883/2004 werd voorzien in een systeem waarbij werknemers die (tijdelijk) vanuit een Europese lidstaat in een andere lidstaat zouden gaan werken, duidelijkheid hebben over het sociale zekerheidsstelsel waaronder zij zouden vallen.

In principe geldt daarbij dat het sociale zekerheidsstelsel van het land waar de werknemer (of zelfstandige) zijn arbeidsprestaties levert, ook toepasselijk is. Slechts indien er voor een beperkte duurtijd buiten de landsgrenzen gewerkt wordt (tot twee jaar), is er een uitzonderingsmogelijkheid voorzien, waarbij de betrokkene alsnog onder de sociale zekerheid van de thuisstaat valt.

De detacheringsrichtlijn vereist bovendien dat werknemers die uitgezonden worden om te gaan werken in een andere lidstaat, hoewel onder zij toepassing van het arbeidsrecht van de thuisstaat vallen, toch bepaalde loonvoorwaarden in de ontvangststaat moeten kunnen inroepen. Hoewel de impact hiervan voor uitzending naar België vanuit een sterke economie zoals deze van Verenigd Koninkrijk eerder beperkt zal blijven, zullen verplichtingen voor bijvoorbeeld vakantiegeld of loon voor werk op feestdagen of overloon hier toch gevolgen van kunnen ondervinden.

  • Andere aspecten?

Het arbeidsrecht en tewerkstelling zijn geen alleenstaand feit binnen het juridisch gestel en onze economie. Na een lidmaatschap van de EU van 43 jaar, is het nationale recht in het Verenigd Koninkrijk ten gevolge van dit lidmaatschap doordrongen van het Europees recht. Dit betekent dat ook na uitstap uit de EU, dit ‘acquis communautaire’ doorwerking blijft hebben in het Verenigd Koninkrijk.

Zelfs na uittreden uit de Unie, zal de wetgeving in het Verenigd Koninkrijk dus nog voor lange tijd gelijklopend zijn met deze van de overige Europese lidstaten. Dat dit ook doorwerking kent in het arbeidsrecht behoeft geen verdere uitleg.

Zo denken wij bijvoorbeeld aan de Rome I verordening, die momenteel rechtstreekse toepassing kent in het Britse recht en die voorziet in regels omtrent het toepasselijke recht bij grensoverschrijdende rechtsverhoudingen. Artikel 8 van deze verordening behandelt daarbij specifiek de kwestie van arbeidsovereenkomsten. Ook na uittreden van het Verenigd Koninkrijk, zal dit mogelijk zijn verder gevolg blijven hebben.

Webdesign by Code d'Or