03.10.2016
Recente rechtspraak van het Europees Hof van Justitie inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd

download.jpeg

Mevr. Maria Lopes was van 2009 tot 2013 ononderbroken tewerkgesteld met zeven opeenvolgende (en identieke) arbeidsovereenkomsten. Haar werkgever, het Universitair Ziekenhuis van Madrid, meende dat deze opeenvolging gerechtvaardigd was doordat zij was tewerkgesteld in een functie waarin taken van ‘tijdelijke, conjuncturele of buitengewone aard’ werden uitgevoerd.

De Spaanse wetgeving inzake tewerkstelling van ziekenhuispersoneel laat in dat geval toe om werknemers in opeenvolgende aanstellingen tewerk te stellen.

Nadat haar laatste aanstelling in 2013 niet verlengd werd, stapte mevr. Lopez naar de Spaanse rechter. Zij argumenteerde dat haar arbeidsprestaties niet aan een conjuncturele of buitengewone behoefte van de werkgever tegemoet kwamen, maar permanent van aard waren. De Spaanse rechter verzocht het Europees Hof te willen oordelen of de Spaanse wetgeving op dit punt al dan niet strijdig was met het Europese recht.

Betreffende het thema van de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd sloten de Europese sociale partners immers op 18 maart 1999 de ‘raamovereenkomst voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd’, die werd hernomen in de Europese Richtlijn 1999/70/EG van 28 juni 1999.

Zo dienden de nationale Lidstaten uiterlijk op 10 juli 2001 (al dan niet via de sociale partners) uitvoering te geven aan de misbruikbepaling opgenomen in de raamovereenkomst, m.n. dat één van de volgende maatregelen diende te worden opgenomen in nationale wetgeving :

  1. Het omschrijven van de objectieve redenen die een vernieuwing van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde duur rechtvaardigen;
  2. Het vaststellen van de maximale totale duur van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd;
  3. Het bepalen van het aantal malen dat dergelijke arbeidsovereenkomsten mogen worden vernieuwd.

Terug naar de zaak van mevr. Lopez. Het Europees Hof van Justitie oordeelde met het arrest van 14 september 2016 dat geen objectieve reden tot het sluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten bestond, nu zij steeds taken uitvoerde die ook op permanente basis door het ‘vaste’ ziekenhuispersoneel werden uitgevoerd.

Dit arrest van het Europees Hof van Justitie is van belang voor de Belgische rechtspraktijk. Art. 10 Arbeidsovereenkomstenwet voorziet immers dat de werkgever opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kan sluiten, wanneer dit gerechtvaardigd is wegens de aard van het werk of wegens een wettige reden. Het is de rechter die het bestaan daarvan zal beoordelen.

De werkgever kan de opeenvolging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd motiveren doordat het zijns inziens gaat om de invulling van taken van ‘tijdelijke, conjuncturele of buitengewone aard’ , terwijl het in realiteit gaat om taken waarmee ook zijn ‘vaste’ personeel op dagelijkse basis belast wordt. In dat geval kan de werknemer op basis van het besproken arrest argumenteren dat de opeenvolging van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet gerechtvaardigd is.

De werkgever kan in zo’n situatie voor een verassing staan, wanneer de werknemer argumenteert dat vanaf het begin een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestond en dat bij niet verderzetting van de arbeidsrelatie een opzeggingsvergoeding verschuldigd is.

Webdesign by Code d'Or