11.03.2016
Het recente voorstel van de Europese Commissie tot aanpassing van de Detacheringsrichtlijn

shutterstock_228675547.jpg

Als één van de hoekstenen van het Europese Recht geldt dat Europese onderdanen kunnen genieten van de “vier vrijheden”: vrijheid van verkeer van personen, van diensten, van kapitaal en van goederen. Het is in het kader daarvan, dat – inmiddels 20 jaar geleden – richtlijn 96/71/EG werd aangenomen, die de voorwaarden vastlegt waaronder een onderneming haar personeel voor een tijdelijke opdracht naar een andere lidstaat kan uitzenden. Vanuit de vaststelling dat na 20 jaar de uitgangspunten van deze richtlijn niet langer actueel lijken en de bepalingen van deze richtlijn misbruikt zouden worden, werden door de huidige Europese Commissie aanpassingen aan deze “detacheringsrichtlijn” vooropgesteld.

Aansluitend op het Collega van Europese Commissarissen van 8 maart 2016, werd door Europees Commissaris Thyssen, bevoegd voor Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Vaardigheden en Arbeidsmobiliteit, informatie verschaft over het voorstel van de Europese Commissie.

De voorgestelde aanpassingen hebben uitwerking op drie verschillende aspecten.

1.

Ten eerste voorziet het voorstel er in dat werknemers die gedurende een periode van langer dan twee jaar naar een andere lidstaat gedetacheerd worden, onder toepassing zullen vallen van het arbeidsrecht van de ontvangende lidstaat. De onderliggende reden voor deze toevoeging is het bestrijden van misbtuiken waarbij door het oprichten van een postbusfirma, personeel kan worden “uitgezonden” naar de ontvangende lidstaat, zonder dat er een daadwerkelijk link bestaat met het land van de maatschappelijke zetel van de werkgever. Aldus creëert men als werkgever de mogelijkheid om onder een gunstig(er) regime personeel tewerk te stellen, een vorm van misbruik die nefaste gevolgen kan hebben voor de markt van het land waarin deze werkgevers functioneren. Door permanente tewerkstelling in het ontvangstland per definitie onder de wetgeving van het ontvangstland te plaatsen (hetgeen reeds het geval was op het vlak van sociale zekerheid) maakt een dergelijk “business model” de facto niet meer interessant.

2.

Een tweede aanpassing betreft het creëren van een wettelijk kader waarbinnen uitzendkantoren die personen in het kader van de richtlijn in andere lidstaten tewerkstellen moeten fungeren.

3.

Een derde aanpassing, dewelke in de praktijk vermoedelijk het meeste gevoeld zal worden, zijn de loonverplichtingen die aan werkgevers worden opgelegd. Het voorstel van de Europese Commissie heeft als doel te komen tot een situatie van “gelijke verloning voor gelijk werk op dezelfde plaats”.

Het voorstel van de Europese Commissie zet in op deze doelstelling via verschillende wegen. Als kernpunt voorziet de Europese Commissie in een aanpassing van het gegarandeerde loon. Tot op heden was het zo dat de detacheringsrichtlijn voorzag in de verplichting tot het betalen van het “minimumloon” in de ontvangststaat. In het voorstel van de commissie zou dit nu aangepast worden naar het “loon” in de ontvangststaat. Daarmee wil de Europese Commissie blijkbaar remediëren aan de situatie waarbij een gedetacheerde werknemer louter gerechtigd is op betaling van het minimumloon, terwijl zijn collega die exact hetzelfde werk uitvoert, een hoger loon zou ontvangen en bovendien nog gerechtigd is op betaling van premies, toeslagen, cao-vergoedingen etc.

De voorgestelde aanpassingen wekken erg veel controverse op, zoveel is nu al duidelijk.

In dezelfde zin, voorziet het voorstel ook in de uitbreiding van het toepasselijke loon tot “het loon gegarandeerd door de wet of algemeen bindend verklaarde cao’s” en dit tevens voor alle sectoren.

Tenslotte voorziet het voorstel van de Europese Commissie vanuit deze zelfde optiek in de mogelijkheid voor de lidstaten om voor aannemers die een deel van hun opdracht aan onderaannemers uitbesteden, bijkomende regelgeving te voorzien. Deze zou er in bestaan dat de onderaannemers onderworpen zullen zijn aan dezelfde loonverplichtingen als de hoofdaannemer in wiens opdracht zij bepaalde werken uitvoeren. Met deze maatregel poogt de Europese Commissie oneerlijke loonconcurrentie tegenover lokale spelers uit te sluiten, minstens te bemoeilijken.

Het is duidelijk dat de voorgestelde wijzigingen aan de detacheringsrichtlijn de nodige controverse oproepen. Binnen de Europese Raad van Ministers bestaat een sterke tegenstelling tussen West- en Oost-Europese landen als het op de aanpassing van de richtlijn aankomt. Ook in het Europees Parlement zitten binnen dezelfde fractie parlementsleden vaak op een verschillende lijn. Verschillende fracties hebben daardoor momenteel geen, dan wel een vaag standpunt omtrent deze materie ingenomen. De EPP-fractie, waartoe de partij van Commissaris Thyssen behoort, schijnt evenmin op dezelfde lijn te zitten als de Commissaris.

Het is daarom op dit ogenblik onduidelijk of het voorstel op de nodige meerderheden in Parlement en Raad zal kunnen rekenen, minstens zijn verdere aanpassingen en amendementen aan het voorstel te verwachten.

Webdesign by Code d'Or